Het (mannelijk) exemplaar van de eerste pagina, zwemmend. De palpen zijn fors, meer dan de helft van de lichaamslengte volgens Piersig (1897), Viets (1936) en Gerecke e.a. (2016), daarbij zijn ze anderhalf maal zo breed als de poten. Vandaar waarschijnlijk de soort aanduiding longipalpis, maar in vergelijking met andere Piona soorten, b.v. P. coccinea, vond ik dat verschil niet opvallend (wel de krachtige bouw en de donkere kleur van palpen en poten samen, zie pagina 1). Meer over de naam is onderaan op deze pagina te lezen. Het derde en vierde potenpaar zijn voorzien van zwemharen. Het laatste tarslid van het derde potenpaar (III-P-6) heeft een voor Piona soorten typerende gebogen vorm. Dit heeft een functie bij de sperma overdracht, zie Piona coccinea. Verder is de holte te zien in de achterpoten (IV-P-4), waarmee het mannetje de poten van het vrouwtje omklemd kan houden bij de paring.
"What's in a name":
Piersig (1897) schreef in zijn boek op pagina 104 bij Curvipes longipalpis:
Bruzelins, der Entdecker dieser prachtvollen Milbe, identifizierte dieselbe irrtümlicher weise mit Nesaea coccinea Koch die, wie schon Koenike nachgewiesen, nichts anderes ist als eine Farbenvarietät von Nesaea nodata Müller.
Vrij vertaald:Bruzelius, de ontdekker van deze prachtige mijt, identificeerde deze per vergissing als Nesaea coccinea Koch, die, zoals Koenike al bewezen heeft, niets anders is als een een kleur variëteit van Neseae nodata Müller.
(Piersig schrijft Bruzelins, maar dat zal een drukfout zijn). Bruzelius determineerde de mijt dus foutief als Nesaea coccinea, die we nu kennen als Piona coccinea. Maar dat deze laatste een kleurvariëteit van Nesseae (Piona) nodata zou zijn, is niet juist. Het schijnt dat P. coccinea nogal variabel is, waarmee de soort lastig in te delen is. (En ze hadden niet de voortreffelijke tabellen waar we nu mee verwend worden). Verder noemt Piersig daarbij nog een aantal Nesaea coccinea vermeldingen als synoniem, namenlijk die van Neuman uit 1880, Haller 1882, Barrois &Moniez 1887 en Koenike 1881 en 1882. Hij geeft Krendowsky's vermelding Nesaea longipalpis op met het jaar 1884 en als bron: "Die Süsswassermilben Südrusslands , Travaux de la Soc. des Naturalistes à l'Univ. Imp. de Kharkow. 18. Bd., S. 291, Taf. VII, Fig. 2." - ik heb dat artikel niet kunnen vinden.
Piersig gebruikte de naam Curvipes voor een aantal Piona soorten. Hij was niet de enige, hoewel de geslachtsnaam Piona al in 1842 door Carl Ludwig Koch is ingevoerd en de naam Curvipes pas in 1891 door Koenike. Maar op dat moment leek dat een juiste indeling (zelf neem ik ook altijd de meest recente naamswijziging over, b.v. Thyas naar Parathyas). GBIF (zie onder, bij literatuur) geeft Curvipes longipalpis op als basionym (wil zeggen: originele naam). Maar Gerecke e.a. (2016) geven op: Nesaea longipalpis Krendowskij 1878, met een aanhaling naar het artikel uit het tijdschrift uit Charkow, zie boven. Later werd de Curvipes groep weer in Piona geschoven (synoniem gemaakt), wanneer en door wie, dat weet ik niet. Maar zo is de naam, hetzij rechtstreeks van Nesaea, hetzij via Curvipes als tussenstap, Piona longipalpis (Krendowskij 1878) geworden, met de auteursnaam, volgens de regels, tussen haakjes gezet - vanwege die wijziging.
Harvey (1998) geeft een overzichtje van een aantal niet meer gebruikte geslachtsnamen voor mijten binnen het Piona geslacht en hun vervanging. Hij noemt Nesaea Koch 1836 als een jonger homonym voor zowel Nesaea Leach 1841 als Nesaea Risso 1826, dit waren dus oudere namen, respectievelijk voor kreeftachtigen en weekdieren. Verdere namen in dat overzichtje: Curvipes Koenike 1891, als vervanging voor Neseae Koch 1836 en een aantal subgenera namen van Viets en Besseling, zoals Tetrapiona en Carneopiona. Al met al weer een voorbeeld van de problemen bij de indeling en naamgeving...
Betekenis van een paar namen: Neseae: oud Grieks, zoiets als: "bewoner van eilanden" (Wikipedia). Het was één van de Nereiden, zeenimfen. Curvipes, "gebogen voet of poot", naar de gebogen tarsleden van de derde poten van de mannetjes.
Literatuur:
Harvey, M.S. (1998) The Australian Water Mites: A Guide to Families and Genera
CSIRO PUBLISHING (January 1, 1998), Gelezen op:
https://books.google.nl/books?id=rSsS1fzgtOwC&pg=PT145&lpg=PT145&dq=nesaea+risso+1826&source=bl&ots=LMsVQPQsdR&sig=ACfU3U1V0CujUWGUGGDCRbrWO5CqKxIvNA
&hl=nl&sa=X&ved=2ahUKEwjbmcnd06n3AhVEsaQKHd4kAEwQ6AF6BAgcEAM
Piona longipalpis (Krendowski, 1878) in GBIF Secretariat (2021). GBIF Backbone Taxonomy. Checklist dataset https://doi.org/10.15468/39omei gelezen op GBIF.org op 2022-04-27.
Curvipes Koenike, 1891 in GBIF Secretariat (2021). GBIF Backbone Taxonomy. Checklist dataset https://doi.org/10.15468/39omei gelezen op GBIF.org op 2022-04-27
Zie verder de LITERATUURLIJST watermijten.