Het Latijnse woord voor wantsen Heteropterae (hetero: verschillend,
pterae: vleugels) slaat op het feit dat het voorste paar vleugels vaak voor een gedeelte
verhard zijn en voor een deel vliezig, (in tegenstelling tot de kevers, Latijn:
Coleo-pterae, bij wie ze geheel verhard zijn). Zie de foto rechts. Heteropterae
vallen weer onder de grotere orde Hemipterae of half(=hemi)vleugeligen, wat weer op deze
eigenschap wijst. Om het wat complexer te maken: de vleugellengte van het tweede vleugelpaar is
bij één en dezelfde soort wants soms ook verschillend: er zijn macro-ptere individuen met
hele vleugels, micro-ptere met kleine en a-ptere zonder vleugels (a-: niet,
geen).
Verder hebben wantsen tot een snuit vergroeide monddelen, vandaar de ook gebruikte naam
Rhynchota (Rhyno = neus,snuit) of snavel-insekten. Deze buisvormige snuit,
proboscis of rostrum genoemd, heeft een vlijmscherpe punt en wordt in rust
horizontaal onder de kop gedragen. Bij het voeden wordt de snuit naar voren geslagen en de plant
of de prooi aangeprikt, verterend speeksel geinjecteerd en de voedzame sappen opgezogen. De meeste
wantsen zijn plantezuigers, sommige kunnen nogal wat schade veroorzaken. Ook de mens is soms
"prooi": berucht is de bedwants oftewel wandluis ! De meeste wantsen hebben een platte vorm. Er is
meestal een onvolkomen gedaanteverwisseling, d.w.z. de jonge dieren (nimfen) lijken direkt op de
oudere, al hebben ze vaak nog geen vleugels of dekschilden.
WAT IS EEN WATERWANTS ?
Waterwantsen (Hydrocorisae) bestaan eigenlijk niet als echte biologische hoofdsoort, het is een verzameling sterk verschillende, aan het leven in en op het water aangepaste groep wantsenfamilies. Daarbij leeft een groep aan de oppervlakte (schaatsenrijders, vijverlopers, beeklopers) en een groep in het water ( bootsmannetjes, duikerwantsen, waterschorpioen, staafwants,zwemwants). Kijk maar eens op de wantsengalerij om te zien hoe verschillend ze zijn!