HET BEESTJE BIJ DE DUBBELE NAAM.
(Dit stukje is niet bedoeld voor wetenschapsmensen, maar als uitleg waarom we toch zo
moeilijk doen met die Latijnse namen).
STREEKNAMEN: MOOI, MAAR LOKAAL.
Als je in Nederland vertelt hoe mooi die merel in je tuin zingt dan weet bijna iedereen
welke vogel je bedoelt. Maar in Engeland zul je hem blackbird moeten noemen, in
Duitsland Amsel en in Frankrijk merle noir. Zelfs binnen Nederland zijn er
streeknamen voor de merel, bijvoordeeld gieteling en zwarte lijster.
Natuurlijk is het prachtig dat elke streek een eigen naam heeft en daardoor affiniteit houdt
met de natuur, maar voor de internationale wetenschap is het onwerkbaar. Bovendien worden
streeknamen willekeurig gegeven op basis van eigenschappen: de kievit, zo genoemd naar zijn
roep, heet in het Engels lapwing naar zijn flappende vleugels. Ook zeggen de namen
meestal niets over de plaats van de soort in het dierenrijk: de waterspreeuw is geen
spreeuw, de gierzwaluw geen zwaluw, de hazelworm is een hagedis en de veenmol een insect.
Verder heeft een lijst van soorten in een bepaalde (land)streek niet veel zin als die
niet internationaal begrepen wordt.
INTERNATIONALE NAMEN GEVEN OVERZICHT.
Om deze redenen zijn eeuwen geleden al pogingen gedaan om elke soort zijn eigen, unieke
Latijnse naam te geven. Waarom niet gewoon Engels of desnoods Frans? Tja... Latijn was
gewoon de voertaal voor wetenschappers, misschien omdat het gewone volk het niet
begreep en het jargon op die manier een magisch rookgordijn vormde. Toch zijn de namen ook
in het Latijn vaak kinderlijk eenvoudig zoals je kunt lezen op de pagina over naamgeving. Een tweede belangrijk voordeel van de Latijnse,
of juister: wetenschappelijke naam is dat hij ook een onderdeel is van de
systematiek, het systeem waarmee we de levende natuur in hokjes verdelen. Daarover meer in
het tweede stukje.
DE SYSTEMA NATURAE VAN LINNAEUS ALS MIJLPAAL.
De Zweedse professor Carl Linnaeus heeft drie eeuwen geleden de basis gelegd voor de huidige
naamgeving met dubbele namen. Hij gaf elke plant en, iets later elk dier die hij kon vinden
in de natuur, in boeken of die hij opgestuurd kreeg een dubbele naam: de naam van het
geslacht (genus)
en een specifieke naam. Voor die tijd waren de namen vaak veel uitgebreider. Linnaeus was
niet de eerste die deze naamgeving gebruikte, maar wel de eerste die het consequent deed en
er een systeem van maakte. De 10e uitgave van zijn "Systema naturae" is gesteld op
de (ietwat arbitraire) datum 1 januari 1758 door de ICZN
(Internationale Commissie voor Zoologische Nomenclatuur) en dat is nu als begindatum voor de
naamgeving van het dierenrijk genomen (voor de planten het jaar 1753). Namen vóór die datum
zijn niet meer geldig. Namen mogen dus niet ouder zijn dan na die datum.
Om het systeem van Linnaeus te laten werken, moesten een aantal regels voor de naamgeving
opgesteld worden. Dat gebeurde, wereldwijd in verschillende lokale regels en Codes.
Op de eerste twee Internationale Zoologische Congressen van de
ISZS (Paris 1889, Moscow 1892), bespraken de zoölogen de noodzaak internationale regels
op te stellen, ter vervanging van al deze lokale regels. Maar het was de voornoemde ICZN die
uiteindelijk de eerste internationale Code uitgaf, op 9 november 1961. Hun laatste Code, de
4e editie, kwam in het jaar 2000 uit.
Laten we een paar regels bekijken:
Waarom niet alle watertorren die duiken met de naam "Duiker", dus Dytiscus, aanduiden? Omdat die tientallen waterkevergeslachten te verschillend zijn. In vroeger tijden, toen er wat oppervlakkiger werd waargenomen, werden veel waterkevers inderdaad ook bij het Dytiscusgeslacht geschaard, (b.v. Ranthus). Er moesten nieuwe namen komen en er zijn veel namen bedacht die met Hydro, water, beginnen. Er geldt hier een beetje: "What's in a name?". Belangrijker is dat de soort een unieke naam heeft, die al of niet een beetje van toepassing is op de kever.
TOCH WEER NIET ZO EENDUIDIG ?
Vooral de laatste jaren zijn veel soortnamen veranderd, uit de groeiende behoefte om de
zaken goed op regel te krijgen. Want doordat de wereld kleiner wordt (vliegtuig, internet)
is er veel meer communicatie tussen wetenschapsmensen uit verschillende werelddelen.
HET SAMENSTELLEN VAN DE DUBBELE NAAM.
Hoe worden de namen opgebouwd? Het eerste deel is steeds de geslachtsnaam, die soms iets
over een eigenschap van de groep zegt (Dytiscus - "duiker"), maar ook vaak
gewoon een hele oude Latijnse of Griekse naam voor dat geslacht is.
Het tweede deel, de specifieke naam kan zijn:
Op Wikipedia is een Glossary of Scientific Names, veel termen zijn daar te vinden.