D Y T I S C I D A E


De waterroofkevers

De waterroofkevers vormen met wereldwijd ongeveer 3000 soorten de grootste waterkeverfamilie. De wetenschappelijke naam komt van het Griekse dyticon, duiken, dus Dytiscus betekent zoiets als "duiker". Dytiscus marginalis, de "gerande duiker" ofwel de geelgerande watertor is de bekendste vertegenwoordiger. Men denkt dat waterroofkevers afstammen van loopkevers en ze werden dan ook wel Hydrocanthari genoemd.

Waterroofkevers, ook wel zwemkevers genoemd, zijn veel verder aangepast aan een leven in het water en zwemmen veel beter dan de "echte" waterkevers, de Hydrophilidae, die in het water meer kruipen dan zwemmen.

De meest opvallende aanpassing is de gestroomlijnde vorm: kop, borststuk (thorax) en achterlijf (abdomen) gaan vloeiend in elkaar over. Vaak zijn ze vrij plat waardoor ze gemakkelijk tussen waterplanten en onder stenen kunnen wegglippen. De poten zijn sterk omgebouwd: de voor- en middenpoten voor het grijpen en verankeren en de achterpoten voor het zwemmen.

De achterpoten zijn verbreed en afgeplat als peddels, en meestal voorzien van een enkele of dubbele haarzoom, die in en uit kan scharnieren. Om te zwemmen haalt de kever bij een voorwaartse slag zijn zwempoten zo smal mogelijk naar voren, meestal in de lengte gestrekt onder het lichaam door. De haarzomen zijn dan ingeklapt, zodat de wrijvingsweerstand zo laag mogelijk is. Bij de achterwaartse, voortstuwende slag gaan de poten dan als roeiriemen breed uit, met de haarzomen uitgeklapt, zodat er een maximaal werkend oppervlak is. De poten gaan gelijktijdig naar achteren. De kevers kunnen buiten het water door deze aanpassingen meestal niet of slecht lopen, hoewel sommige soorten wel goed kunnen springen. (Acilius, Laccophilus).

Verder worden tijdens het zwemmen de voorpoten en vaak ook de middenpoten tegen het lichaam gevouwen om de weerstand nog te verkleinen. Sommige soorten hebben sleuven achter de thorax, waar deze poten inpassen zodat ook de onderkant gestroomlijnd is.

De achterpoten worden in rust bij de meeste soorten schuin omhoog langs het lichaam gehouden, als de veertjes op een jagershoed.

De mannetjes hebben vaak verbrede gedeelten in de voorpoten met zuignapjes omzich tijdens de paring beter vast te kunnen houden aan het borstschild van de vrouwtjes.

De kop heeft lange voelsprieten (antennae) en sterke, scherpe kaken waarmee de prooi wordt gedood en opgegeten.

Veel soorten hebben (achter)vleugels waarmee ze kunnen vliegen, hoewel niet alle soorten met vleugels dit kunnen.

Waterkevers hebben geen kieuwen. Net als landkevers hebben ze een systeem met vertakte luchtbuizen (tracheae). Daarom moeten ze lucht bij zich dragen om te kunnen ademen. De dytiscidae bewaren deze lucht veelal in de ruimte tussen het achterlijf en de dekschilden(elytrae), de subelytrale ruimte. De openingen (stigmata) van de luchtbuizen liggen boven op langs de rand van het achterlijf. De luchtvoorraad zorgt tegelijk voor de regeling van het zwaartepunt en de drijfkracht in het water. Het grootste deel van de tijd zijn de kevers lichter dan water, waardoor ze moeten zwemmen of zich vasthouden aan planten of bodem om onder water te blijven. Als ze hun houvast loslaten stijgen ze langzaam omhoog tot ze met de achterlijfspunt de oppervlakte raken. Ze steunen dan tegen het oppervlakte vlies met de driehoek die gevormd wordt door de klauwen van de omhoog gerichte achterpoten en de achterpunt. De dekschilden worden iets opgetild waardoor aan de achterlijfspunt een ruimte ontstaat die in contact staat met de buitenlucht. Dan gaat de kever ademen, de lucht in de tracheae en de subelytrale ruimte wordt ververst. Soms tilt de kever de dekschilden verder op en stijgt de kever iets hoger, waardoor een groot gedeelte van de rug met de buitenlucht in aanraking komt Ik heb de indruk, dat veel dytiscidae het liefst in deze positie de prooi verorberen. Kleinere soorten hebben weinig lucht onder de dekschilden, maar dragen een luchtbel mee aan het achterlijf. Soms wordt de subelytrale lucht in de luchtbel overgebracht, die dan groter wordt. Door het fysische long principe gaat zuurstof uit het water de bel in, waardoor de kever langer onder kan blijven.


DE LARVEN

De eieren van veel dytiscidae worden in plantendelen gestoken. De larven zien er totaal anders uit als de kevers, zijn bleekgeel tot bruin, hebben een geleed lijf en een platte kop, die aan beide zijden een paar enkelvoudige ogen heeft. Het zijn altijd carnivore dieren met een enorme vraatzucht, die veroorzaakt wordt door de noodzaak van een snelle groei. Kannibalisme is meer regel dan uitzondering. Hun kaken zijn sikkelvormig en er loopt een gesloten groef doorheen. Ze worden in de prooi gestoken, de prooi wordt geinjecteerd met giftige spijsverteringssappen en leeggezogen. Sommige soorten kunnen zwemmen en ademend aan het wateroppervlak hangen met het staarteinde, waar de twee openingen van de luchtbuizen liggen en waar vaak twee staartaanhangsels (cerci) aanwezig zijn om het staarteinde tegen het wateroppervlak te steunen. Ze vervellen een paar keer en gaan dan aan land om een holletje te graven waarin ze verpoppen. De meeste kevers overwinteren als volwassenen.


Literatuur:

Schmidt, E. 2008 "Lebensgemeinschaft Dorfteich" (JUNGE 1885), ein Meilenstein der aquatischen Öko-Entomologie: das Beispiel "Gelbrandkäfer" (Dytiscus)The Community of the Village Pond (JUNGE 1885), a Milestone of Aquatic Eco-Entomology: the Great Diving Beetle Dytiscus as example Entomologie heute 20 (2008) 257-268
Opgehaald 25 maart 2024 van: https://www.zobodat.at/pdf/Entomologie-heute_20_0257-0268.pdf

Wesenberg Lund, die Biologie der Süsswassertiere


INDEX  Kevers1  Kevers2  Wantsen  Libellen  Kokerlarven  Overige insecten  Spinnen,kreeften  Weekdieren  Overige dieren  Micro-organismen 

home


COPYRIGHT:
Alle afbeeldingen op deze site zijn door G.H. Visser (Aadorp, Nederland) gemaakt, tenzij anders genoemd. Alle rechten behoren hem toe. Deze afbeeldingen mogen op geen enkele wijze anders dan voor eigen privé gebruik aangewend worden. Direct linken naar of plaatsen van de afbeeldingen op andere websites zonder toestemming nadrukkelijk verboden. Als u ze voor doelen, waarbij derden betrokken zijn, wilt gebruiken, vraag dan via een e-mail goedkeuring aan de auteur. Doel van de foto's is wel dat ze de interesse in de natuur helpen bevorderen op alle mogelijke manieren. In het bijzonder worden mensen aangemoedigd die materiaal nodig hebben voor natuurexposities of voor educatieve doeleinden.
© G.H. Visser feb 2001
rev. 21-04-2024

www.microcosmos.nl

Valid XHTML 1.0!

terug naar kevers 1
Kevers 1