EEN STRALENDE ZOMERMORGEN. Lekker zwemmen, buiten, in een schone en heldere recreatieplas. Er is nog bijna niemand, het stille water spiegelt uitnodigend onder de stralende zon, erin dus! Hmm... voelt nog wel wat fris. Wat voorzichter nu stappen we in de eerste centimeters en merken daardoor een zwerm zandkleurige diertjes op die voor onze voeten wegzwemmen over de bodem, schokkerig als snelle watervlooien. (Te zien op dit filmpje - 1MB). Dat waren Micronectae- de kleinste duikerwantsen. Pas sinds enkele jaren is er een Nederlandse naam voor bedacht: Dwergduikertjes.
De Micronecta ( = Kleinezwemmer) soorten zijn met zo'n 2 mm lengte de dwergen onder de duikerwantsen. Rechts zie je de vergelijking met een gewone watervlo op een millimeterverdeling (de gele strepen). Sommige watervlooien zijn twee keer zo groot! Micronecta (meervoud: Micronectae) vind je in kleine tot zeer grote zwermen in het ondiepe water aan de oevers van schone beken en plassen. Nietige insecten, onder water levend en door verontreiniging niet algemeen: geen wonder dat er niet veel over bekend is. De meeste soorten leven in de tropen, waar nog in 2002 een aantal nieuwe soorten ontdekt werden, wat wel aangeeft dat nog lang niet alles over deze dwergjes bekend is (zie literatuurverwijzing onderaan). In Nederland kun je vier, wat lastig te onderscheiden soorten aantreffen: het Vijverdwergduikertje M. scholtzi, het Beekdwergduikertje M. poweri, het Oostelijk dwergduikertje M. griseola en het Noordelijk dwergduikertje M. minutissima. De Micronectae op deze site zijn vermoedelijk allemaal Vijverdwergduikertjes, dus de soort Micronecta scholtzi, die eerder Micronecta meridionalis genoemd werd. Deze soort stelt geen hoge eisen aan de omgeving en is daardoor wat algemener. Micronectae leven zoals alle duikerwantsen, op de bodem. Ik heb ze alleen maar op zandbodems gevonden in water van enkele centimeters diep, soms in kleine uitlopers van minder dan een centimeter diep. Daar wervelen ze licht materiaal van de bodem op met hun voorpootjes, die net als die van de overige duikerwantsen van zeefharen zijn voorzien. Hun behoefte aan zuurstofrijk water, verklaart de voorkeur voor de ondiepe, turbulente oeverzone. En dat vooral op plekken waar aanspoelsel zich ophoopt.
Micronecta op zand, zelfde exemplaar
(Er is geen vergrote foto)
Net als bij veel ander duikerwantsen kunnen de mannetjes tsjirpen. (Dit heet wetenschappelijk: striduleren, dat betekent gewoon: strijken denk ik..). Het geluid klinkt veel hoger dan bij andere duikerwantsen, een voordeel, gezien de goede geleiding van hoge tonen in water. Het wordt ook op een andere manier voortgebracht, het is niet geheel duidelijk hoe. Feit is, dat het voor zo'n klein beestje verbazend hard is: in een vlak schaaltje gezet zijn ze meters ver te horen! (Zie plaatjes links voor het geluid). De mannetjes zijn enthousiaste zangers, ze tsjirpen in de zomer soms de hele dag, vaak in koor. Op het zesde achterlijfs-segment zit een plaatje met kleine chitinestaafjes, dit werd eerst voor het strijkorgaan gehouden en dan ook strigil genoemd. Maar de laatste bevindingen zijn dat dit orgaan alleen een functie heeft bij het lucht halen aan de oppervlakte. Hoe het tsjirpen dan wél gaat? Recente onderzoekingen wijzen erop dat het gebeurt met... het geslachtsdeel(!). De penis zit tussen twee ernaast zittende chitinehaakjes, de parameren, in een kleine capsule. Op de rechter parameer zitten kleine ribbels, waar met de beweegbare capsule overheen gewreven wordt. (Zie de literatuurverwijzing onderaan).
Over de levenswijze is ook niet veel bekend, ze zitten in vaak grote groepen bij elkaar. Ze zouden, in tegenstelling met de meeste duikerwantsen, niet als volwassen dier overwinteren maar als larve.
DE NIMFEN van Micronecta zijn doorschijnend, vooral de eerste stadia. Door hun transparante, gevlekte lichaam zijn ze op het zand haast niet te vinden. Het is verbazend om te zien, hoe ze na een kort stukje zwemmen, ineens op de zandgrond verdwenen lijken, zelfs van dichtbij bekeken. Instinctief maken ze daar gebruik van: in vergelijking met volwassen exemplaren gaan ze minder gauw zwemmen en eerder weer op het camouflerende zand zitten.
Wantsen hebben op hun rug als verdediging vaak stinkklieren. Afgeleiden van deze stinkklieren zijn ook bij waterwantsen te vinden, maar daar hebben ze misschien een rol bij de ademhaling. Bij duikerwantsnimfen zijn ze in sommige stadia soms opvallend. Ook bij deze Micronecta nimfen is dat zichtbaar (de bruine vlekken op het lijf). Nimfen van de eerste stadia hebben geen vleugels en komen niet aan de oppervlakte om lucht te halen. De nimf vervelt een paar keer, er zijn vijf stadia waarna de wants volwassen is. De nimfen links zouden stadium 4 (links) en stadium 5 kunnen zijn (volgens tabel van David Tempelman & Ton van Haaren, zie onder). Vanwege de onvolkomen gedaanteverwisseling bij wantsen is het onvolwassen dier geen echte larve, zoals bv. een rups, en worden ze nymfe of gewoon nimf genoemd worden. Sommige onderzoekers gebruiken toch het woord larve.
- - NOG MEER foto's - klik op de foto's hieronder voor nog meer Micronecta...
Literatuur:
David Tempelman & Ton van Haaren, 2009, Water en Oppervlaktewantsen van Nederland - Jeugbondsuitgeverij Utrecht. Mooie en goedkope tabel.
David Tempelman Errata en aanvullingen, met Micronectafoto's (Macrofanuanieuws dec 2009)
Opgehaald van http://www.helpdeskwater.nl/publish/pages/24311/macrofaunanieuwsmail_88.pdf
Wolfgang Rabitsch - Spezialpraktikum
Aquatische und Semiaquatische Heteroptera - juli 2005
(Een mooie determinatietabel voor Oostenrijkse waterwantsen, ook bruikbaar voor de
Nederlandse)
Nico Nieser Guide to the
aquatic heteroptera of Singapore and Peninsular Malaysia. IV Corixoidea
Opgehaald 2005 van http://rmbr.nus.edu.sg/rbz/biblio/50/50rbz263-274.pdf
Op de laatste pagina een aantal internationale namen voor bootsmannetje en duikerwants.