De zwartbruine onderkant van de Bruine duiker. Op de foto is linksonderaan nog een stukje van de rechter epipleur te zien, daarboven de eveneens lichtbruine rechterrand van het halsschild, de notopleurale sutuur (van Nieukerken en Schreijer, 1992). De voor- en middenpoten hebben aan de tarsi (voeten) zuignap achtige structuren, veel mannetjes van de Dytiscidae hebben die, om zich vast te kunnen houden aan het dekschild van het vrouwtje tijdens de paring. Let op de uitholling in de femur (het "dijbeen"), hierdoor kan de poot compact ingeklapt worden. Op de foto zien we aan de kop: de liptasters (liggen hier even op de buik), de kaaktasters (wijzen omhoog) en de rechter antenne (ligt bijna tegen de voorpoot aan). De middenpoten hebben een relatief grote zwemhaarzoom.
De heupen van de krachtige zwempoten zijn zijn afgeplat en met het lichaam vergroeid (acoxa), zoals bij alle waterroofkevers. De achterpoten zijn afgeplat en voorzien van zwemharen, die uitklappen als de poten naar achteren bewegen. Dit exemplaar heeft twee rijen zwemharen aan de achterpoten, mogelijk heeft het vrouwtje één rij, bij de geelgerande waterroofkever is dat verschil aanwezig.
Lopen gaat minder goed met zulke gespecialiseerde poten, maar een paar flinke doorns geven de kever wat meer houvast bij het kruipen. Op het inzetje is te zien dat er ook een paar flinke stekels op het uiteinde zitten.
Foto's hieronder: op de overzichtsfoto zien we opnieuw de brede epipleuren. Als de muis aanwijs pijl boven de middelste foto wordt gebracht, wordt de omtrek van de metasternum aangegeven. Deze doet wat aan een vogel of vleermuis denken, de vleugels van deze figuur worden metasternale vleugels genoemd, ze zijn bij deze soort relatief breed. De rechter foto laat de structuur van de sternieten van het achterlijf. De inzetjes zijn van een andere foto, waarop sommige gedeeltes beter in focus zijn gekomen.