Deze nimf van een Hydrachna soort werden samen met twee gelijke exemplaren gevangen in een ondiepe plas in de omgeving van Zonnebeek, Boekelo. Ze lijken allemaal sterk op de nimf op de voorgaande pagina. Het zou Hydrachna globosa kunnen zijn: deze exemplaren hebben dezelfde schildjes boven de ogen en dezelfde donkerrode kleur. Maar ook hier is er geen zekere determinatie.
De plas waar de mijten gevonden was dermate ondiep dat uitdrogen overmijdelijk leek. Het is daarom de vraag of deze mijten het overleefd zouden hebben. Misschien zijn de mijten in hun parasitaire fase meegekomen met de duikerwantsen, die ook in de plas zaten. Ze zouden dan gewoon de pech hebben hier "afgestapt" te zijn - in de nimf fase kunnen ze in geval van nood niet op een duikerwants meevliegen naar betere oorden. Ik heb de mijten dan ook maar uitgezet in de plas waar de nimf van de vorige pagina gevonden werd.
Hieronder nog een paar foto's van hetzelfde exemplaar. Let op de stand van de achterpoten: veel watermijten met zwemvermogen houden hun achterpoten in deze stand als ze stilzitten. Ze maken er dan roeiende vaak roeiende bewegingen mee, vlak langs het lijf. Waarschijnlijk wordt de zuurstofopname door de de huid bevorderd door de stroming die door de poten wordt veroorzaakt.
Op de foto hieronder is te zien dat ze met de achterpoten ook het lichaam kunnen poetsen. In slootwater raakt alles spoedig bedekt met allerlei microorganismen. Nagenoeg alle geleedpotigen poetsen daarom, watermijten waarschijnlijk omdat de aangroeing zowel het zwemvermogen als de huidademhaling kan hinderen. Verder zou het poetsen een beschermend secreet uit de huidklieren over de huid kunnen verdelen.