De zuigsnuit en de smalle vorm van de "omgekeerde Zuid-Amerika" schildjes boven de ogen wijzen op deze algemene soort, hoewel de determinatie niet zeker is. De zeer algemene soort globosa heeft schildjes die breder uitlopen en elkaar tussen de ogen bijna raken (Besseling, 1964). Op deze foto is niet te zien dat de ogen dubbelogen zijn, mijten hebben vier ogen en die zijn bij Hydrachna in twee groepjes geplaatst. De toevoeging globosa is niet specifiek, want veel Hydrachniden zijn bol. Allen hebben een rostrum, de zuigsnuit die hier ook zichtbaar is. De scherpe cheliceren zitten in deze snuit opgeborgen en samen vormen ze een specialistisch orgaan voor het uitzuigen van insecteneitjes, vooral die van duikerwantsen (Davids, 1979).
Niet alleen de eitjes van duikerwantsen, maar ook de volwassen dieren worden geplaagd door Hydrachna soorten: zij zijn het slachtoffer van de larven. Die zwermen, zodra ze uit het ei gekomen zijn, door het water en hechten zich met hun relatief grote kaken aan de poten of het lichaam van de wantsjes. Daar blijven ze zitten om de lichaamssappen van het insect op te zuigen. De larven van de conjecta soort hechten zich aan de onderkant van de dekvleugels (Davids, 1979).
Hieronder een donkerder en kleiner exemplaar, dat een ruime maand eerder, op 7 juni 2010, gevonden werd in een communicerende sloot. Een watermijt in het nimf stadium, want er was nog geen ontwikkeld genitaal. De bredere schildjes boven de ogen wijzen op H. globosa, maar nimfen zijn niet op de schildjes te determineren en het kan ook een nimf van conjecta zijn.