Nadat ik een vrouwtje van Arrenurus buccinator gevonden had, zocht ik in dezelfde sloot naar een mannetje. Ik ving twee langstaartige mijten, ééntje bleek inderdaad A. buccinator, maar de andere had een duidelijk andere staart en bleek Arrenurus securiformis te zijn. De naam is afgeleid van Latijns securis, bijl en slaat natuurlijk op het bijlvormige uiteinde van de staart, Viets(1936) vergelijkt dat met een vissenstaart. Deze soort is in Nederland ook vrij algemeen (Smit & v.d. Hammen,2000).
De beide watermijten lijken zoveel op elkaar, dat ik steeds weer twijfelde of ik niet met wat meer of minder uitgegroeide exemplaren van dezelfde soort te doen had. Er zal vermoedelijk een nauwe verwantschap tusen beide soorten zijn, zie het vergelijkingsplaatje hieronder.
Let op de gelijke kenmerken, zoals de kleurpatronen, de sporen aan de achterpoten, de pantsering, de voorrand die bij beide exemplaren wat concaaf is. En uiteraard de lange staart: beide soorten horen bij het soms gebruikte subgenus Megaluracurus (de "langstaartigen", zie A. globator). Toch zijn er ook duidelijke verschillen op te merken. Bij het securiformis exemplaar (links) zijn de hoeken vooraan anders dan bij het buccinator exemplaar, dit komt omdat bij deze laatste de zijranden van het lichaam meer parallel lopen, dit maakt verder de achterhoeken bij dit exemplaar geprononceerder dan bij securiformis.
De staarten hebben een duidelijk verschil: die van buccinator is in het midden het breedst. En de uiteinden verschillen, zie de detailafbeelding hieronder.
Ondanks de duidelijke verschillen is goed voor te stellen hoe de uiteinden van beide soorten oorspronkelijk mogelijk eenzelfde grondplan hebben gehad.